Dit is het tweede artikel in een reeks artikelen over Russische geschiedenis en communisme.
Auteur: Teun van Kasteel
‘As they joke in the streets of Moscow, we are witnessing apocalypse in a single country.’[1] Deze satirische verwijzing naar Stalins ‘socialisme in één land’, gemaakt in het roerige begin van de jaren 90, wijst op onzekerheid over de toekomst en een algemeen gevoel van catastrofe. De term ‘apocalyps’ werd in de voorgaande decennia echter vooral in een hele andere context gebruikt: de angst voor een atoomoorlog en een daaropvolgende nucleaire holocaust, voortkomend uit de Koude Oorlog. Mede dankzij de angst voor een atoomoorlog in het Westerse publieke domein – algemeen bekend is ‘Bert the Turtle’, een tekenfilmfiguur die Amerikaanse kinderen uitlegde wat zij moesten doen in het geval van een atoomaanval – bloeide in de Westerse wereld een rijke traditie van post-apocalyptische sciencefictionliteratuur op waarin de nucleaire holocaust centraal stond.[2] Toch is een van de grootste hedendaagse namen binnen dit genre een Rus: Dmitri Gloechovski. In zijn in 2002 uitgebrachte en in 2010 naar het Engels vertaalde Metro 2033 schotelt hij de lezer een post-apocalyptische wereld voor, waarin de overlevenden van een nucleaire holocaust een nieuwe samenleving hebben opgebouwd in het metrostelsel van Moskou. Mede door de gelijknamige videospeladaptatie, de vertaling van het boek in tientallen talen en de uitbouw van het Metro-universum door andere (voornamelijk Oost-Europese) schrijvers heeft de post-apocalyptische sciencefictionwereld van Gloechovski wereldwijde beroemdheid vergaard.[3]
Dit succes staat in schril contrast met de magere literaire traditie van Russischtalige post-apocalyptische sciencefictionliteratuur, iets wat voornamelijk uit de Sovjetcensuur voortgekomen lijkt te zijn. Vanuit deze interessante tegenstelling luidt in deze paper dan ook de vraag: ‘Hoe heeft de Russischtalige post-apocalyptische literatuur omtrent het concept 'nucleaire holocaust' zich ontwikkeld voor, tijdens en na het bestaan van de Sovjet-Unie?’. Onder het thema ‘nucleaire holocaust’ schaar ik sciencefictionwerken die ingaan op de dreiging en/of het plaatsvinden van een nucleaire holocaust en die, als dit van toepassing is, de daaropvolgende post-apocalyptische wereld beschrijven.
Voor het beantwoorden van deze vraag zijn twee deelonderwerpen van belang. Ten eerste is het cruciaal om in te gaan op de rol die censuur in de Sovjetliteratuur heeft gespeeld en welke uitwerking dat heeft gehad op de ontwikkeling van dit sciencefictiongenre. Om dit vast te stellen moet de volgende vraag beantwoord worden: ‘Welke rol speelden ideologische overtuigingen en de bijbehorende Sovjetcensuur in de ontwikkeling van post-apocalyptische literatuur omtrent de nucleaire holocaust?’ In de tweede plaats is een kort comparatief onderzoek nodig om de uniciteit van de ontwikkeling van Russische sciencefictionliteratuur te kunnen bestuderen. Hiervoor dient de volgende vraag gesteld te worden: ‘Hoe verhoudt de post-apocalyptische literatuur omtrent de nucleaire holocaust van Sovjetauteurs zich tot de literatuur van Westerse tijdgenoten die in hetzelfde genre werkten?’ In deze paper wordt dan ook regelmatig kort ingegaan op Westerse sciencefictionliteratuur.
Gloechovski’s Metro 2033 geldt in deze paper als een voorbeeldwerk voor de post-Sovjet Russische sciencefictionliteratuur. In deze paper komen verder enkele werken aan bod die kenmerkend zijn voor de verscheidene politieke perioden van de Sovjet-Unie. Voor het aanhalen van deze werken maak ik gebruik van uitgebreide bibliografieën en samenvattingen. Daarnaast haal ik ook zelf gelezen werken aan, waaronder Ivan Yefremovs Tumannost' Andromedy (Andromedanevel).
Het doel van deze paper is niet alleen het leggen van een basis voor verder onderzoek naar post-apocalyptische literatuur in de Sovjet-Unie, maar ook het bijdragen aan onze kennis over literaire censuur die voortkwam uit veranderende ideologische overtuigingen in de geschiedenis van de Sovjet-Unie.[4]
De literaire geboorte van de nucleaire holocaust
De Amerikaanse literatuurwetenschapper Paul Brians, een autoriteit op het gebied van sciencefictionliteratuur omtrent de nucleaire holocaust, wijst The World Set Free (1914) van de Brit H.G. Wells – geestesvader van het sciencefictiongenre – aan als het eerste werk waarin atoomwapens worden beschreven.[5] Deze sciencefictionroman werd aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog gepubliceerd en luidde in de daaropvolgende jaren speculatie over futuristische atoomwapens in dit genre in. Hoewel de Russische sciencefictionliteratuur in de tumultueuze jaren die hierop volgden niet noemenswaardig is, nam het genre in de jaren 20 van de vorige eeuw een vlucht. Deze periode staat in contrast met de laatste jaren van de tsaar, die werden gekenmerkt door economische en technologische stagnatie en de imperiale censuur, waarin utopische toekomstbeelden – veelal geschreven door socialisten – verboden waren.[6]
In de jaren 20 ontstaat er ruimte voor auteurs als Vladimir Orlovski en Teo Eli (pseudoniem van Fjodor Iljin) om als eerste Russen post-apocalyptische sciencefiction omtrent de nucleaire holocaust te publiceren. Zo schrijft Orlovski in Bunt atomov (Atoomoproer), gepubliceerd in 1922, over een nucleaire catastrofe en voorspelt hij de effecten van radiatie op de mens. In 1928 schreef Eli zijn Dolina novoi zhizni (Vallei van het nieuwe leven), waarin een Britse geheim agent door middel van een nucleaire explosie een einde maakt aan een futuristische, utopische samenleving.[7] Opvallend is dat in deze werken geen expliciete kapitalismekritiek gegeven wordt, iets wat volgens de Joegoslavische filosoof en sciencefictioncriticus Darko Suvin een centraal thema was in de meeste literatuur van die tijd.[8] Hiervoor haalt hij onder andere Valentin Katajevs Povelitel zheleza (De ijzeren heer) aan, gepubliceerd in 1925. Dit verhaal gaat over een futuristisch superwapen dat uiteindelijk door het proletariaat ingezet wordt om het kapitalistische juk van zich af te werpen. Het werk dat Suvin aanhaalt is tekenend voor de periode: het laat een zeker ‘socialistisch optimisme’ zien, een stemming die onder de intelligentsia destijds hoogtij vierde. Ook Jevgeni Zamjatin – die in 1920 het beroemde My (Wij) uitgaf – kan in het rijtje van auteurs met een sociaalpolitieke boodschap geschaard worden. In de Russische literatuur van de ‘20 vonden dan ook apocalypsen plaats – al was het thema nucleaire holocaust hierin nog niet prominent. Deze apocalypsen liepen veelal uit op het instorten van het kapitalisme en de bewerkstelliging van de wereldrevolutie als basis voor een utopie.[9] Deze verhalen doen sterk denken aan de theorieën van de Argentijnse trotskist J. Posadas, die grofweg een halve eeuw later bekendheid vergaarde met zijn verwelkoming van een atoomoorlog: een nucleaire holocaust zou immers het kapitalisme op haar grondvesten doen schudden en het socialisme inluiden.[10]
Sciencefiction onder het stalinisme
Het eerdergenoemde socialistisch optimisme was echter van korte duur. Met Stalins consolidatie van de macht kwam ook de sciencefictionliteratuur onder druk te staan door het invoeren van het socialistisch realisme als enige toegestane kunststroming. Het socialistisch optimisme veranderde in een geforceerd optimisme binnen de nauwe scheidslijnen van het socialistisch realisme. De strenge eisen die onder Stalins regime aan literatuur werden gesteld zorgden niet alleen voor een restrictie van boodschap – propagandistisch en optimistisch – maar ook voor een restrictie van tijdsbepaling. Hoewel auteurs mochten schrijven over het verleden, mits vanuit een strikt en dogmatisch marxistisch-leninistisch perspectief, was de toekomst verboden terrein: sciencefiction moest zich beperken tot een utopisch staatspropaganda-instrument voor de nabije toekomst, het liefst binnen het vijfjarenplan. Enkel Stalin werd als legitieme toekomstvisionair gezien.[11] Op orwelliaanse wijze werd zo dus ook het fantaseren over de toekomst – zelfs als deze zoals in de jaren 20 utopisch en revolutionair van karakter was – verboden.
Dat betekende echter niet dat atoomwapens in de sciencefiction compleet buiten beeld bleven. Een mooi voorbeeld van sciencefiction in strikte propagandavorm is Belyi karlik (Witte dwerg) van Netsjajev, gepubliceerd in 1943, dat ook meteen het enige sciencefictionwerk is dat tijdens de oorlogsjaren gepubliceerd mocht worden. Dit korte verhaal gaat over een Sovjetwetenschapper (en tevens gevechtspiloot) die uit de materie van een witte dwerg, de eindfase van een ster, nucleaire kogels weet te ontwikkelen waarmee hij eigenhandig een Duitse Messerschmitt uit de lucht weet te schieten. Hoewel er geen sprake is van een nucleaire holocaust, zien we wel dat het fantaseren over het omzetten van nucleaire kracht in wapens gewoon doorgaat. De dreiging van een nucleaire holocaust zien we wel terug in Valentin Ivanovs Energiia podvlastna nam (De energie is aan ons ondergeschikt) uit 1949. Deze spionnensciencefiction vertelt over Sovjetagenten die op heldhaftige wijze een atoomaanval gepland door Westerse geheime diensten weten te voorkomen. Hoewel in dit werk sterke overeenkomsten te zien zijn met de stereotypische spionnenfictie van het westen in de Koude Oorlog, is dit een van de weinige verhalen die onder Stalin gepubliceerd werd.[12]
De nucleaire holocaust als literair wapen tijdens de Koude Oorlog
Stalins dood gold – ook voor deze spionnenfictie – als een keerpunt in de geschiedenis van sciencefiction in de Sovjet-Unie, en dus ook van het fantaseren over een nucleaire holocaust binnen dit genre. Hoewel er na Stalins dood nog altijd een taboe heerste op post-apocalyptische verhalen, werd het thema van nucleaire wapens en de risico’s die daaraan kleefden genormaliseerd.
Sciencefictionauteurs konden zich tevens weer bezighouden met verhalen die zich in de verre toekomst afspeelden, iets wat versterkt werd door de rol die ruimtevaart in de late jaren 50 en 60 in de Sovjet-Unie innam.[13] Evenals in de Westerse literatuur werd het kamp van de tegenstander de schuld wat betreft de gevaren van nucleaire wapens in de schoenen geschoven. Zo kon het uitbreken van een nucleaire oorlog het gevolg zijn van een samenzwering van kwade imperialisten en hun plannen om nucleaire geheimen te stelen.[14] Sommige schrijvers wisten de problemen van censuur te omzeilen door nucleaire holocausten op verre planeten te laten afspelen, ver van de realiteit. Op deze manier bleef de sciencefictionliteratuur binnen de kaders van het socialistisch realisme. Een bekend voorbeeld hiervan is Yefremovs Tumannost' Andromedy (Andromedanevel), in het Westen ook wel bekend als Andromeda Nebula, uit 1957. Dit werk brak het stalinistische verbod op het beschrijven van de toekomst in sciencefiction en hield zich bezig met intergalactische kolonisatie in een verre toekomst. In de proloog van dit werk wordt een aards ruimteschip omschreven dat contact probeert te leggen met de fictieve planeet Zirda. Bij nader onderzoek blijken de bewoners elkaar echter te hebben uitgeroeid in een nucleaire holocaust.[15] Doordat de helden echter uit een communistische utopie afkomstig waren, kon het werk gewoon gepubliceerd worden. Hoewel buitenlandse titels nauwelijks door de censuur kwamen, werden in deze tijd toch enkele uitzonderingen voor Westerse schrijvers gemaakt. Een destijds interessante naam in de Sovjet-Unie was Ray Bradbury, een Amerikaanse schrijver. Als een van de weinige Westerse sciencefictionauteurs die vertaald en gepubliceerd mocht worden vergaarde hij grote naamsbekendheid met zijn werken Martian Chronicles en Fahrenheit 451. In Fahrenheit 451 wordt een nucleaire holocaust zelfs als de enige optie gezien om een dystopische samenleving te vernietigen. Hoewel Bradbury’s literatuur haaks lijkt te staan op de eisen die in de Sovjet-Unie aan sciencefictionliteratuur werden gesteld, paste zijn werk binnen het post-stalinistische paradigma, aangezien toegestane buitenlandse sciencefictionliteratuur:
'tended to relate different versions of the same cautionary tale, with regards to the dire perils awaiting humankind in the unfortunate event that the future, by some fluke of history, ended up belonging to the rapacious, soulless, and increasingly fascist world of unbridled capitalism'.[16]
Een fictieve nucleaire holocaust die in een dystopische samenleving plaatsvond – iets wat door de Sovjetautoriteiten als een kapitalistisch-fascistische samenleving gezien werd – kwam dus door de censuur. Interessant, want de samenleving die Bradbury omschreef werd gekenmerkt door een verbod op boeken: iets wat door censuur in de Sovjet-Unie al decennia lang aan de orde was.[17]
Gorbatsjovs glasnost en de bloei van sciencefiction
Hoewel de Russische post-apocalyptische sciencefictionliteratuur omtrent de nucleaire holocaust zich onder Chroesjtsjov en Brezjnev maar mondjesmaat kon ontwikkelen, kwam er in de jaren 80 pas een echte omslag. Met het einde van de jaren van stagnatie in de Sovjet-Unie kwam eveneens een einde aan de jaren van stagnatie in de sciencefiction. Terwijl het schrijven over nucleaire oorlogen en een mogelijke nucleaire holocaust hiervoor als defaitisme werd beschouwd, verscheen post-apocalyptische sciencefiction in de jaren 80 prominent op het toneel.[18] Mede dankzij ontwikkelingen in de atoomwetenschap, waardoor de catastrofale gevolgen van een nucleaire oorlog pas echt duidelijk werden, werd hierover nadenken een prioriteit voor wetenschappers, politici én sciencefictionauteurs. Daarmee werd de voormalige taboe omtrent de nucleaire holocaust in de literatuur – zoals die in de periodes van Stalin, Chroesjtsjov en Brezjnev heerste – vebroken. Gakov en Brians stellen zelfs dat sciencefictionliteratuur omtrent de nucleaire holocaust:
‘[…] in some ways anticipated, and even paved the way for, the drastic changes in Soviet society now defined by the two magic words, "perestroika" (restructuring) and "glasnost" (openness).’[19]
Een bekend werk uit deze periode is Viacheslav Ribakovs Pervyi den spaseniia (De eerste dag van de verlossing) uit 1986.[20] Na een oorlog die een nucleaire holocaust tot gevolg had, leeft het deel van de mensheid dat overgebleven is verder in een gigantisch ondergronds bunkercomplex, waarin men zich in groepen verdeeld heeft om zich op een nieuwe, ondergrondse oorlog voor te bereiden. Dit verhaal laat een duidelijke post-apocalyptische dystopie zien, waarin de morele bekrompenheid van de mens benadrukt wordt. Pas op de laatste bladzijden wordt duidelijk dat het verhaal zich niet op de aarde afspeelt, wat als een soort bijsluiter toegevoegd lijkt te zijn om publicatie mogelijk te maken. Een soortgelijk verhaal is Dyshite ekonomno (Adem spaarzaam) van Andrej Makaenok, een vooraanstaand toneelschrijver uit de late jaren van de Sovjet-Unie.[21] Dit satirische drama, gepubliceerd in 1983 in het tijdschrift Sovremennaia dramaturgiia (Moderne dramaturgie), gaat over een sociale machtsstrijd om de toegang tot zuurstof in een ondergronds bunkercomplex nadat een nucleaire holocaust plaatsgevonden heeft. In beide werken zien we dat er na Brezjnev, en vooral in de laatste jaren van de Sovjet-Unie onder Gorbatsjov, relatief openlijk geschreven kon worden over post-apocalyptische scenario’s, zonder dat daarbij naar een verre toekomst of andere planeten verwezen moest worden. Deze werken lijken tevens de basis te hebben gelegd voor het latere succes van Dmitri Gloechovskis Metro-universum. Sterke overeenkomsten zijn onder andere te zien in de continuïteit van machtsstrijd, ook al heeft een nucleaire holocaust het overgrote deel van de mensheid uitgeroeid. Deze machtsstrijd behelst in alle gevallen tevens een ideologische strijd. Hoewel er sprake was van relatief veel vrijheid in de jaren 80, zien we nog steeds de klassieke winst van het proletariaat. In het Metro-universum blijft een soortgelijke uitkomst uit, al geldt het post-apocalyptische metrostelsel in deze fictieve wereld als een rijke voedingsbodem voor totalitaire ideologieën zoals het fascisme en stalinisme.
Conclusie
Schetst men een geschiedenis van Russische sciencefictionliteratuur omtrent de nucleaire holocaust, dan ziet men een turbulente geschiedenis die nauw samenhangt met ideologische, politieke en wetenschappelijke ontwikkelingen. Hieruit kan geconcludeerd worden dat ideologische ontwikkelingen in de Sovjet-Unie ingrijpende gevolgen hebben gehad voor de ontwikkeling van het genre, waarvan de gevolgen nog terug te zien zijn in de hedendaagse Russische literatuur. Nog interessanter is dat deze hedendaagse Russische sciencefictionliteratuur ook zijn uitwerking heeft op de ontwikkeling van dit genre wereldwijd: Gloechovskis voortzetting van de post-apocalyptische Sovjetliteratuur uit de jaren 80 in het Metro-universum heeft namelijk een aanzienlijke stempel gedrukt op het internationale post-apocalyptische sciencefictiongenre.
Literatuurlijst
Bradbury, Ray, Fahrenheit 451 (1953).
Brians, Paul, Nuclear Holocausts: Atomic War in Fiction 1895-1984 (Kent 1987).
Epstein, Mikhail, After the Future: The Paradoxes of Postmodernism and Contemporary Russian Culture (Amherst 1995).
Gerould, Daniel, ‘Review: On Soviet Science Fiction’, Science Fiction Studies 10 (1983) 3, 341-343.
Gloechovski, Dmitri, Metro 2033 (Moskou 2010), vert.
Iossel, Mikhail, ‘Ray Bradbury In The U.S.S.R.’, The New Yorker, 8 juni 2012. Geraadpleegd op 21 oktober 2019 via: https://www.newyorker.com/books/page-turner/ray-bradbury-in-the-u-s-s-r.
Posadas, J., War is not the end of the world: it is an atomic ‘charco’ (ongepubliceerd werk van J. Posadas, 20 september 1972). Geraadpleegd op 20 oktober 2019 via: http://quatrieme-internationale-posadiste.org/EN/textes.php.
Suvin, Darko, ‘The Utopian Tradition of Russian Science Fiction’, The Modern Language Review 66 (1971) 1, 139-159
Yefremov, Ivan, Andromeda: A Space Age Tale (vert. George Hanna), 8.
Noten
[1] Mikhail Epstein, After the Future: The Paradoxes of Postmodernism and Contemporary Russian Culture (Amherst 1995) 72. [2] Paul Brians, Nuclear Holocausts: Atomic War in Fiction 1895-1984 (Kent 1987); Ik gebruik de term ‘literatuur’ in deze paper voor het gemak als overkoepelende term voor geschreven sciencefiction, ondanks dat sommige werken in het Nederlands als lectuur bestempeld kunnen worden. [3] Dmitri Gloechovski, Metro 2033 (Moskou 2010), vert. [4] Het notenapparaat in deze paper is opgebouwd zoals omschreven in de Onderzoeksgids Geschiedenis van de Universiteit Utrecht. Dit omdat ik met deze methode bekend ben. Russische titels en namen staan voor de consistentie in het Latijnse schrift. [5] Brians, Nuclear Holocausts, 9. [6] D. Suvin, ‘The Utopian Tradition of Russian Science Fiction’, The Modern Language Review 66 (1971) 1, 139-159, aldaar 145. [7] Gakov, Vladimir en Paul Brians, ‘Nuclear-War Themes in Soviet Science Fiction: An Annotated Bibliography’, Science Fiction Studies 16 (1989) 1, 67-84, aldaar 71. [8] Suvin, ‘The Utopian Tradition’, 146. [9] Ibidem. [10] J. Posadas, War is not the end of the world: it is an atomic ‘charco’ (ongepubliceerd werk van J. Posadas, 20 september 1972), 3. Geraadpleegd op 20 oktober 2019 via: http://quatrieme-internationale-posadiste.org/EN/textes.php. [11] Daniel Gerould, ‘Review: On Soviet Science Fiction’, Science Fiction Studies 10 (1983) 3, 341-343, aldaar 342. [12] Gakov, ‘Nuclear-War Themes’, 71. [13] Suvin, ‘The Utopian Tradition’, 153. [14] Gakov, ‘Nuclear-War Themes’, 68. [15] Ivan Yefremov, Andromeda: A Space Age Tale (vert. George Hanna), 8. [16] Mikhail Iossel, ‘Ray Bradbury In The U.S.S.R.’, The New Yorker, 8 juni 2012. Geraadpleegd op 21 oktober 2019 via: https://www.newyorker.com/books/page-turner/ray-bradbury-in-the-u-s-s-r. [17] Ray Bradbury, Fahrenheit 451 (1953). [18] Gakov, ‘Nuclear-War Themes’, 68. [19] Ibidem, 69-70. [20] Ibidem, 79. [21] Ibidem, 77.